Het Witte kerkje

Het in Terheijden als het “Witte Kerkje” bekend staande gebouw is als kerkgebouw in gebruik bij de Protestantse Gemeente Terheijden-Wagenberg. Daarnaast wordt de ruimte gebruikt als trouwlocatie en voor het geven van concerten e.d.. Het is een pittoresk kerkgebouw, strak en eenvoudig (- overbodige versieringen zijn niet aangebracht -) en dateert uit 1809. De kerk behoort tot de zogenaamde ” Lodewijkkerkjes “, waarvan er verscheidene in Brabant te vinden zijn. Het kerkgebouw wordt mede in stand gehouden door de Stichting Vrienden van het Witte Kerkje

De Antonius Abt-kerk, die reeds 152 jaar in gebruik was bij de gereformeerden (- zo werden de protestanten destijds genoemd-), moest in het jaar 1800 op last van hogerhand worden overgedragen aan de rooms-katholieken.

Een besluit van Koning Lodewijk Napoleon, gedateerd de 4e van de Bloeimaand 1809 hield in, dat aan de Gereformeerde Gemeente een bedrag van zevenduizend gulden ter beschikking werd gesteld in de vorm van ” rentegevende papieren ” om een kerk te bouwen. Er waren echter voorwaarden aan verbonden, zoals, dat de bouw openbaar werd aanbesteed en in dat zelfde jaar (1809) voltooid diende te zijn. Aan deze voorwaarden werd voldaan, zodat vastgesteld mag worden , dat de bouw in een zeer hoog tempo heeft plaatsgevonden. Boven de ingang bevindt zich een gedenksteen, die herinnert aan de start van de bouw: De eerste steene aan deze kerk zijn gelegd door Johannes Telders en Catharina Hendrika Wessels den 3 hooimaand 1809.

In het notulenboek staat het volgende vermeld:
Op den 27 november 1809 heeft de Predikant H. Wessels ons nieuwe kerkgebouw ingewijd met een Leerrede over Psalm 26 – 8 (eerste deel) “Heere ik heb lief de Wooninge uwes huises”

De Kansel
De kansel of preekstoel (Lodewijk XVI) van omstreeks 1700, is van eikenhout vervaardigd. Hij staat, met een hoogte van 389 cm, op een vierkante sokkel. De achterzijde is geplaatst tegen de (achter)buitenmuur; op elk der drie kuipzijden is een vruchtenfestoen aan twee ringen te zien. Aan de voorzijde, afhangend onder aan de kuip, een gesneden acanthusblad met eikel en in de twee onderste hoeken een vierkant rozet.

De Doopvont
In het oosten en zuiden van ons land vinden we veel stenen vonten die zijn gebeeldhouwd in natuursteen. Na de Reformatie werden de stenen doopvonten vervangen door eenvoudige koperen schalen. In onze kerk is aan de kanseltrap de doopschaalhouder bevestigd; de diameter van het doopvont is slechts 26 cm. Uit een rozetplaatje loopt de takvormige houder omhoog met krullende uitstulpingen. Hierop zijn zes ribben bevestigd, die de ring dragen waarin het bolronde bekken rust.

Begraven in de kerk
Bij de aanleg van de olieverwarming in 1967 is onder de vloer, in het midden van de kerk, voor het verhoogde liturgisch centrum, een overwelfd grafkeldertje ontdekt. In dit grafkeldertje stond aan de binnenzijde in de pleisterlaag : Gemakt Door B. v.d. Poel en C. Smits 1819. De inwendige ruimte mat ongeveer 2,25 x 1,15 x 1,25 meter. Erin werd een geraamte aangetroffen, alsmede enkele koperen handgrepen van de kist. De botten zijn herbegraven onder de vloer van die kelder.

Het orgel
Hoewel de nodige verslagen omtrent de bouw van de kerk ontbreken, mag je toch aannemen dat er vanaf de ingebruikneming van de kerk (1809) een orgel aanwezig was. Die aanname wordt versterkt omdat uit wat latere verslagen blijkt, dat er steeds geld beschikbaar gesteld moest worden voor het onderhoud van het orgel. Volgens de administratie tot aankoop en stichting van een orgel in 1828 werden leningen aangegaan. Dit gebeurde bij diverse gemeenteleden, aan wie interest werd betaald door de kerkvoogdij. Ook werden door gemeenteleden renteloze leningen verstrekt. Bovendien waren er vrijwillige schenkingen.
In 1886, was het orgel in zeer matige staat. De Kerkvoogdij besloot toen, in de vergadering van 6 april 1886, tot de instelling van een “Orgelfonds”, om in de noodzakelijke behoefte van een nieuw orgel te kunnen voorzien. Het orgel is door orgelbouwer J. J. van den Bijlaardt uit Dordrecht geleverd; het porseleinen plaatje boven het klavier is nog steeds aanwezig. Op 3 juli 1887 werd het voor het eerst bespeeld door G. Dorreboom.

De toren met het onbekende luidklokje
In de toren van de Nederlands Hervormde Kerk te Princenhage hing tot 1936 een klokje dat al enige tijd geen dienst meer deed. Er moest dus een nieuw klokje komen. Toen het nieuwe gereed was, werd het oude naar beneden gehaald. Tot verbazing van degenen die het zagen, bleek het zeer oud te zijn.
Het klokje droeg het volgende opschrift: + Jan : est : nomen : meum : me : fecit : georgius : M : CCCC : XVI
De vertaling is : ” Ik heet Jan ; Joris heeft mij in 1416 gemaakt ”
Het klokje heeft een middellijn van 39 cm. De hoogte bedraagt 33 cm tot aan het ophangwerk. Wie die gieter Joris is geweest, heeft men tot dusver niet kunnen achterhalen. Het is mogelijk dat het Joris Huerieveke is geweest die ook het klokje van de Nederlands Hervormde Kerk te Eethen heeft vervaardigd in het jaar 1393.

De Nederlands Hervormde Kerk te Princenhage is op 30 september 1819 in gebruik genomen. Bij die gelegenheid heeft dominee Jac. van Pellecom, leraar van de Hervormde Gemeente van Schiedam en vader van de toenmalige dominee te Princenhage, het klokje aan de nieuwe kerk geschonken. Een van de gedenkstenen in de voorgevel van die kerk draagt nog zijn naam. Ds. Th. J. W. Cieremans kreeg het eerdergenoemde luidklokje in 1937 bij zijn afscheid als predikant uit Princenhage. Hij heeft het vervolgens aan de Kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Gemeente van Terheijden – Wagenberg geschonken bij zijn afscheid wegens emeritaat in september 1943.

Het torentje van “Witte Kerkje” heeft een hoogte van 21,58 meter en was eind 1994 in zeer slechte staat. Uit veiligheidsoverwegingen is het in zijn geheel, voor de nodige restauratie /reparatie naar beneden gehaald en nadien weer teruggeplaatst. Ondertussen waren diverse acties gestart ter financiering van de restauratie, onder de titel; “Help ‘t torentje er bovenop “. Onder andere was er op 16 december een kerstmarkt in “‘t Witte Kerkje”.

De eerste vergadering van het actiecomité was op 8 november 1994. Ruim drie maanden later kon het comité worden opgeven. In zeer korte tijd was met elkaar het beoogde doel bereikt.
Cees Blom 2007